Onderzoeken om de diagnose boezemfibrilleren te stellen zijn onder andere:
- hartfilmpje
- echografie: vaststellen andere aandoeningen of stolsels in de boezems
- Holteronderzoek
- inspanningsonderzoek
Hartfilmpje
Een ECG (hartfilmpje) is een van de eerste onderzoeken die iemand krijgt bij klachten in de borststreek. Een ECG maakt een grafiek van de elektrische activiteit van het hart.
Het hartritme ontstaat door elektrische stroompjes die zich als een golf over het hart bewegen. Deze stroompjes stimuleren de hartspiercellen samen te trekken. Het samentrekken van het hart gebeurt in een goed georganiseerde volgorde: eerst de boezems van het hart, dan de tussenwand en als laatste de hartkamers.
Op het hartfilmpje zijn de verschillende fasen van de hartslag te zien. Ze worden benoemd met de letters P, Q, R, S en T.
De betekenis van die letters is:
- P-top: samentrekken van de boezems
- PR-segment: de vertraging van de prikkel in de AV-knoop tussen boezems en kamers
- Q-dal: samentrekken van de scheidingswand tussen de linker- en rechterkamer (het septum)
- QRS-complex: samentrekken van de hartkamers
- T-top: ontspannen van de hartspier en weer opladen voor de volgende hartslag
- De QT-tijd omvat het samentrekken van de kamers en de rustfase waarin de hartspiercellen zich herstellen.
Na de T-top begint het hele proces weer opnieuw.

Echografie
Echografie, de Dopplertechniek en duplexonderzoek zijn vergelijkbare onderzoeken en technieken die organen of bloedvaten in beeld brengen met ultrageluidsgolven. Ultrageluidsgolven zijn niet te horen door de mens.
Echografie maakt gebruik van ultrageluidsgolven om de bouw, de ligging en de grootte van de vaten in beeld te brengen. Mogelijke afwijkingen zijn ook zichtbaar. Echografie van het hart heeft ook wel echocardiografie. Echocardiografie maakt afbeeldingen van het hart en brengt de beweging van het hart in beeld.

Holteronderzoek
Via een Holteronderzoek spoort de cardioloog eventuele afwijkingen op in het hartritme. Een apparaatje (Holterfoon) registreert dan 24 of 48 uur het hartritme. Zo krijgt de cardioloog een goed beeld over een langere periode.
Bij een Holteronderzoek krijgt de patiënt plakkers (elektroden) op de borst. Deze zitten vast aan een apparaatje (recorder) dat de patiënt aan een band of riem om het middel draagt.
De cardioloog beoordeelt met dit onderzoek:
- of iemand een hartritmestoornis heeft
- of de medicijnen voor een ritmestoornis aanslaan
- of het hart soms te weinig zuurstof krijgt

Inspanningsonderzoek
Bij een inspanningsonderzoek loopt iemand op een loopband of fietst op een hometrainer. Tijdens deze inspanning maakt de arts een hartfilmpje (ECG). Het onderzoek wordt ingezet bij klachten in de borststreek, bij hartritmestoornissen en voor meting van het effect van een behandeling.
Het inspanningsonderzoek heet ook wel fietstest. Medische namen zijn inspannings-ECG en ergometrie.
Als het hart in rust is, zijn afwijkingen in het ECG niet altijd te zien. Tijdens een inspanningsonderzoek moet het hart harder pompen en heeft het meer zuurstof nodig. Dan zijn soms wel ECG-afwijkingen te zien of wordt een zuurstoftekort tijdens inspanning zichtbaar.

Maak jouw eigen website met JouwWeb